Les verbes irréguliers en -OIR
savoir weten, kunnen (=geleerd hebben)
indicatif présent   impératif   passé composé
je sais ik weet sache weet j' ai su ik heb geweten
tu sais je weet tu as su je hebt geweten
il sait hij weet il a su hij heeft geweten
elle ze weet elle ze heeft geweten
on men weet on men heeft geweten
nous savons we weten sachons laten we weten nous avons su we hebben geweten
vous savez jullie weten / u weet     sachez weet   vous avez su jullie hebben geweten / u hebt geweten
ils savent ze weten ils ont su ze hebben geweten
elles elles
indicatif imparfait   futur simple   conditionnel présent
je savais ik wist je saurai ik zal weten je saurais ik zou weten
tu savais je wist tu sauras je zult weten tu saurais je zou weten
il savait hij wist il saura hij zal weten il saurait hij zou weten
elle ze wist elle ze zal weten elle ze zou weten
on men wist on men zal weten on men zou weten
nous savions we wisten nous saurons we zullen weten nous saurions we zouden weten
vous saviez jullie wisten / u wist   vous saurez jullie zullen weten / u zult weten   vous sauriez jullie zouden weten / u zou weten
ils savaient ze wisten ils sauront ze zullen weten ils sauraient ze zouden weten
elles elles elles