Le verbe VOULOIR
Cliquez ici pour voir le tableau de conjugaison.
Complétez les cadres. Cliquez ensuite sur "correction".
Conjuguez.
vouloir
willen
indicatif présent
impératif
passé composé
je
ik wil
gelieve
j'
ik heb gewild
tu
je wil
tu
je hebt gewild
il
hij wil
il
hij heeft gewild
elle
ze wil
elle
ze heeft gewild
on
men wil
on
men heeft gewild
nous
we willen
laten we willen
nous
we hebben gewild
vous
jullie willen / u wil
gelieve
vous
jullie hebben gewild / u hebt gewild
ils
ze willen
ils
ze hebben gewild
elles
elles
indicatif imparfait
futur simple
conditionnel présent
je
ik wilde
je
ik zal willen
je
ik zou willen
tu
je wilde
tu
je zult willen
tu
je zou willen
il
hij wilde
il
hij zal willen
il
hij zou willen
elle
ze wilde
elle
ze zal willen
elle
ze zou willen
on
men wilde
on
men zal willen
on
men zou willen
nous
we wilden
nous
we zullen willen
nous
we zouden willen
vous
jullie wilden / u wilde
vous
jullie zullen willen / u zult willen
vous
jullie zouden willen / u zou willen
ils
ze wilden
ils
ze zullen willen
ils
ze zouden willen
elles
elles
elles
Correction
OK