Le verbe TENIR

Cliquez ici pour voir le tableau de conjugaison.

Complétez les cadres. Cliquez ensuite sur "correction".

Conjuguez.


tenir

houden
indicatif présent impératif passé composé
je
ik houd
houd j'
ik heb gehouden
tu
je houdt tu
je hebt gehouden
il
hij houdt il
hij heeft gehouden
elle ze houdt elle ze heeft gehouden
on men houdt on men heeft gehouden
nous
we houden
laten we houden nous
we hebben gehouden
vous
jullie houden / u houdt  
houd vous
jullie hebben gehouden / u hebt gehouden
ils
ze houden ils
ze hebben gehouden
elles elles
indicatif imparfait futur simple conditionnel présent
je
ik hield je
ik zal houden je
ik zou houden
tu
je hield tu
je zult houden tu
je zou houden
il hij hield il hij zal houden il
hij zou houden
elle ze hield elle ze zal houden elle ze zou houden
on men hield on men zal houden on men zou houden
nous
we hielden nous
we zullen houden nous
we zouden houden
vous
jullie hielden / u hield vous
jullie zullen houden / u zult houden vous
jullie zouden houden / u zou houden
ils
ze hielden ils
ze zullen houden ils
ze zouden houden
elles elles elles