Les verbes -GER (type MANGER)
Cliquez ici pour voir le tableau de conjugaison.
Complétez les cadres. Cliquez ensuite sur "correction".
Conjuguez
manger
eten
indicatif présent
impératif
passé composé
je
ik eet
eet
j'
ik heb gegeten
tu
je eet
tu
je hebt gegeten
il
hij eet
il
hij heeft gegeten
elle
ze eet
elle
ze heeft gegeten
on
men eet
on
men heeft gegeten
nous
we eten
laten we eten
nous
we hebben gegeten
vous
jullie eten / u eet
eet
vous
jullie hebben gegeten / u hebt gegeten
ils
ze eten
ils
ze hebben gegeten
elles
elles
indicatif imparfait
futur simple
conditionnel présent
je
ik at
je
ik zal eten
je
ik zou eten
tu
je at
tu
je zult eten
tu
je zou eten
il
hij at
il
hij zal eten
il
hij zou eten
elle
ze at
elle
ze zal eten
elle
ze zou eten
on
men at
on
men zal eten
on
men zou eten
nous
we aten
nous
we zullen eten
nous
we zouden eten
vous
jullie aten / u at
vous
jullie zullen eten / u zult eten
vous
jullie zouden eten / u zou eten
ils
ze aten
ils
ze zullen eten
ils
ze zouden eten
elles
elles
elles
Correction
OK