Les verbes réguliers en -IR (type FINIR)
Cliquez ici pour voir le tableau de conjugaison.
Complétez les cadres. Cliquez ensuite sur "correction".
finir
eindigen
indicatif présent
impératif
passé composé
je
ik eindig
eindig
j'
ik heb geëindigd
tu
je eindigt
laten we eindigen
tu
je hebt geëindigd
il / elle / on
hij /ze / men eindigt
eindig
il / elle / on
hij /ze / men heeft geëindigd
nous
we eindigen
nous
we hebben geëindigd
vous
jullie eindigen / u eindigt
vous
jullie hebben geëindigd / u heeft geëindigd
ils / elles
ze eindigen
ils /elles
ze hebben geëindigd
imparfait
futur simple
conditionnel présent
je
ik eindigde
je
ik zal eindigen
je
ik zou eindigen
tu
je eindigde
tu
je zal eindigen
tu
je zou eindigen
il /elle / on
hij / ze / men eindigde
il /elle / on
hij / ze / men zal eindigen
il / elle / on
hij / ze / men zou eindigen
nous
we eindigden
nous
we zullen eindigen
nous
we zouden eindigen
vous
jullie eindigden / u eindigde
vous
jullie zullen eindigen / u zal eindigen
vous
jullie zouden eindigen / u zou eindigen
ils /elles
ze eindigden
ils /elles
ze zullen eindigen
ils / elles
ze zouden eindigen
Correction
OK