Le futur proche ou l´indicatif présent.

Vul de tekst volledig aan. Klik dan pas op "verbeteren".

Vertaal het onderstreepte werkwoord.


avoir Ik heb het adres hier. J' l'adresse ici.
demander Ik ga de weg vragen. Je le chemin.
être Is je broer hier? Ton frère ici?
arriver Hij gaat over tien minuten aankomen. Il dans dix minutes.
prendre Ik ga een coca nemen. Je un coca.
regarder Je kijkt te veel tv. Tu trop la télé.
avoir Je gaat hoofdpijn krijgen. Tu mal à la tête.
faire Wat ga je morgenavond doen? Tu quoi demain soir?
écouter Ik ga mijn nieuwe cd beluisteren. Je mon nouveau CD.