Le verbe FALLOIR

Complétez les cadres. Cliquez ensuite sur "correction".

Traduisez la partie soulignée. Employez une forme du verbe "falloir".

1Je zou morgen moeten komen.
venir demain.
2Je zal luider moeten spreken.
parler plus fort.
3Je moet meer werken.
travailler plus.
4Men zou vroeger moeten komen.
venir plus tôt.
5Men moest dat toch weten.
quand même savoir ça.
6We hebben meer boter nodig.
plus de beurre.
7We zouden een hamer moeten hebben.
un marteau.
8Wat hebben jullie nog nodig?
Qu'est-ce qu' encore?
9Schrijf zoals het hoort.
Écris .
10Je moet nu vertrekken.
partir maintenant.