Le futur proche

 

Je vais   peindre le local. Ik ga het lokaal schilderen.
Tu vas   payer tout de suite? Ga je onmiddellijk betalen?
Il va   installer un échafaudage. Hij gaat een stelling plaatsen.
Elle va   nettoyer l’atelier. Ze gaat het atelier schoonmaken.
On va   ouvrir le magasin. We gaan de winkel openen.
Nous allons   boire un verre. We gaan een glas drinken.
Vous allez   venir ce soir? Gaat u vanavond komen?
Ils vont   mettre une couche de peinture. Ze gaan een laagje verf aanbrengen.
Elles vont   remettre le matériel. Ze gaan het materiaal terugzetten.
 
ALLER +  INFINITIF
 

vertaling in het Nederlands ‘gaan’ + het werkwoord in de infinitief