Les verbes RÉSOUDRE, ABSOUDRE, (SE) DISSOUDRE

Traduisez la partie soulignée. Employez une forme des verbes "résoudre", "absoudre", "(se) dissoudre", .

1	Gassen lossen op in vloeistoffen. Les gaz dans les liquides
2	De loodgieter heeft het probleem in de keuken opgelost. Le plombier le problème dans la cuisine.
3	De priester scheldt u uw zonden kwijt. Le prêtre vous de vos péchés.
4	Los de raadsels op. les énigmes!
5	Ik vergeef het jullie. Je vous .
6	De president ontbindt het parlement. Le président le parlement.
7	De betoging van de studenten heeft zich ontbonden toen het begon te regenen. La manif des lycéens avec la pluie.
8	Hun tussenkomsten losten niets op. Leurs interventions ne rien.
9	Ik hoop dat ze die kleine bugs in hun programma's zullen oplossen. J'espère qu'ils les petits bugs dans leurs programmes.
10	Dit rapport zou de Amerikanen volledig vrijpleiten. Ce rapport complètement les Américains.