Les verbes irréguliers en -ER: ENVOYER
Cliquez ici pour voir le tableau de conjugaison.
Complétez les cadres. Cliquez ensuite sur "correction".
Conjuguez
envoyer
zenden
indicatif présent
impératif
passé composé
j'
ik zend
zend
j'
ik heb gezonden
tu
je zendt
tu
je hebt gezonden
il
hij zendt
il
hij heeft gezonden
elle
ze zendt
elle
ze heeft gezonden
on
men zendt
on
men heeft gezonden
nous
we zenden
laten we zenden
nous
we hebben gezonden
vous
jullie zenden / u zendt
zend
vous
jullie hebben gezonden / u hebt gezonden
ils
ze zenden
ils
ze hebben gezonden
elles
elles
indicatif imparfait
futur simple
conditionnel présent
j'
ik zond
j'
ik zal zenden
j'
ik zou zenden
tu
je zond
tu
je zult zenden
tu
je zou zenden
il
hij zond
il
hij zal zenden
il
hij zou zenden
elle
ze zond
elle
ze zal zenden
elle
ze zou zenden
on
men zond
on
men zal zenden
on
men zou zenden
nous
we zonden
nous
we zullen zenden
nous
we zouden zenden
vous
jullie zonden / u zond
vous
jullie zullen zenden / u zult zenden
vous
jullie zouden zenden / u zou zenden
ils
ze zonden
ils
ze zullen zenden
ils
ze zouden zenden
elles
elles
elles
Correction
OK