Le verbe CONCLURE
Cliquez ici pour voir le tableau de conjugaison.
Complétez les cadres. Cliquez ensuite sur "correction".
Conjuguez.
conclure
concluderen
indicatif présent
impératif
passé composé
je
ik concludeer
concludeer
j'
ik heb geconcludeerd
tu
je concludeert
tu
je hebt geconcludeerd
il
hij concludeert
il
hij heeft geconcludeerd
elle
ze concludeert
elle
ze heeft geconcludeerd
on
men concludeert
on
men heeft geconcludeerd
nous
we
concluderen
laten we concluderen
nous
we hebben geconcludeerd
vous
jullie concluderen / u concludeert
concludeer
vous
jullie hebben geconcludeerd / u hebt geconcludeerd
ils
ze concluderen
ils
ze hebben geconcludeerd
elles
elles
indicatif imparfait
futur simple
conditionnel présent
je
ik concludeerde
je
ik zal concluderen
je
ik zou concluderen
tu
je concludeerde
tu
je zult concluderen
tu
je zou concluderen
il
hij concludeerde
il
hij zal concluderen
il
hij zou concluderen
elle
ze concludeerde
elle
ze zal concluderen
elle
ze zou concluderen
on
men concludeerde
on
men zal concluderen
on
men zou concluderen
nous
we concludeerden
nous
we zullen concluderen
nous
we zouden concluderen
vous
jullie concludeerden / u concludeerde
vous
jullie zullen concluderen / u zult concluderen
vous
jullie zouden concluderen / u zou concluderen
ils
ze concludeerden
ils
ze zullen concluderen
ils
ze zouden concluderen
elles
elles
elles
Correction
OK