Ik word 16 op 14 maart.
Ik speel graag voetbal.
Ik ben gek op reizen.
Ik ben eerder schuchter.
Hij is pienter (bijdehand).
Vertel niet alles!
Je zult een beslissing moeten nemen!
Hij speelt gitaar.
Ze speelt piano.
Ze doen karate.
Hij speelt voetbal.
Ze speelt tennis.